Om bepaalde ingrepen of onderzoeken goed te kunnen doen, zal een dier onder narcose moeten. Daarvoor geldt niet “one size fits all”. Verschillende situaties vragen verschillende manieren van anaesthesie. Per keer zullen we ons best doen om de narcose aan te passen aan het individuele dier: een korte ingreep bij een gezond dier vereist een andere aanpak dan een lange ingreep bij een ziek of ouder dier.

 

Infuusnaaldje

Bijna altijd plaatsen we een infuusnaaldje (braunule), via welke we vochtinfuus of medicatie toe kunnen dienen. Ook dienen we extra zuurstof toe via een tube (buisje in de luchtpijp) of maskertje dat verbonden staat met een systeem. Via dit systeem kunnen wij zuurstof toedienen, gasnarcose geven en alles bijhouden. Tijdens de anaesthesie houden wij alles via verschillende meters bij: ademhaling, zuurstofgehalte, pols, ecg, temperatuur en co2. Ook kunnen wij via dit systeem beademen als dat nodig is.