Naar aanleiding van de nieuwsbrief van januari 2020 volgt hier wat
meer uitleg over dit onderwerp.
Waarom vaccinatie niet altijd 100% beschermt
In de brief schrijven we dat ook gevaccineerde dieren een risico lopen bij een uitbraak. Dat risico wordt groter naarmate er minder dieren in de groep gevaccineerd zijn. In principe werkt geen enkel vaccin 100%, ook de vaccins die worden gebruikt bij mensen geven geen 100% bescherming. Of je ziek wordt van een ziekteverwekker hangt af van de veroorzaker (sommige ziekteverwerkers zijn veel agressiever dan andere), van je eigen weerstand (ben je zwak zal je sneller ziek worden) maar ook van de besmettingsdruk (de hoeveelheid van die ziekteverwekker in je omgeving). Door vaccineren verhoog je de weerstand tegen die ziekte. Maar als je leeft in een groep waar weinig individuen gevaccineerd worden zullen er meer individuen in je omgeving ziek worden, die weer veel van de ziekteverwekker zullen uitscheiden (uitademen, hoesten, plassen, poepen, ed). Dat maakt de besmettingsdruk hoog, er zijn veel kiemen in je directe omgeving. Dat kan dan de reden zijn dat, ondanks de vaccinatie er ziekteverwekkers in slagen om je ziek te maken. Er is de laatste tijd vaak in het nieuws dat de vaccinatiegraad bij mensen aan het dalen is. Bij
kinderen willen we dat dat percentage minstens 95% is. Voor een groep honden of katten hoeft dat percentage niet zo hoog te zijn. Maar op dit moment is het in Nederland wel te laag.
Veiligheid
De fabrikant van een vaccin mag pas na uitgebreid onderzoek naar werking en bijwerking een vaccin op de markt brengen. Ze investeren veel geld in dat onderzoek en eenmaal klaar voor gebruik verdienen ze er ook veel geld mee. Dat betekent dat ze ook veel te verliezen hebben als een product vaak ernstige bijwerkingen zou geven. In een onderzoek bij 1.2 miljoen honden bleek 4500
honden binnen 3 dagen een reactie te hebben. De meerderheid van de gevallen betrof het een allergische reactie, die met medicatie te behandelen was. Bij honden die meerdere vaccins in een keer
toegediend kregen, was de kans op een reactie duidelijk groter. De meerderheid van de honden uit het onderzoek kreeg meerdere vaccins in een consult.
Titeren
Naast veiligheid wordt ook gekeken naar de mate van bescherming die de vaccins geven en daaruit komt ook het advies voor gebruik uit. Nu zal een fabrikant een hoge mate van zekerheid willen geven, dat dieren gevaccineerd met hun product ook een goede bescherming hebben. Per individu kan de respons op een vaccinatie erg verschillen. De fabrikant zal zijn advies afstemmen op de groep die het minst goed reageert. Om die reden kan het zijn dat we bij dieren een vaccin gebruiken, wat meer ziekteverwekkers bevat dan dat individueel dier nodig heeft. Door in het bloed de hoeveelheid antistoffen te meten wat dat dier heeft, kan je meten hoe goed hij nog tegen die ziekteverwekkers beschermd is. In de volksmond heet dat titeren. Bij honden kan je de titer bepalen van Hondenziekte, Parvo en Hepatitis, bij katten voor Kattenziekte. Dit zijn aandoeningen waar we normaal gesproken elke 3 jaar tegen vaccineren. Maar een flink aantal dieren is dan eigenlijk nog voldoende beschermd. Voor honden en katten zijn er ook aandoeningen, waar je jaarlijks tegen moet vaccineren om bescherming te geven. Dat zijn bij de kat niesziekte en bij de hond leptospirose en kennelhoest. Er zijn fokkers die ook hun pups willen laten titeren en dat soms zelfs van de nieuwe eigenaar eist. Pups krijgen van de moederhond antistoffen mee bij geboorte en de eerste dagen na de geboorte via de moedermelk. Dit wordt de maternale immuniteit genoemd. Jaren geleden, toen de vaccins minder potent waren en minder goede respons had, kon het zijn dat het vaccin geremd werd door de aanwezigheid van die maternale antistoffen. Tegenwoordig is dat niet meer zo. De vaccins zijn veel potenter geworden en hebben geen last van de eventuele maternale immuniteit. Er zitten ook nadelen aan het willen titeren van pups: de bloedafname kan soms minder makkelijk gaan en voor de pups niet leuk zijn. Ook is het niet altijd duidelijk wat de uitslag voor een consequenties heeft: je wilt niet te lang wachten met opnieuw controleren, dus zul je soms meerdere keren het onderzoek moeten herhalen voor de titer laag
is. Omdat dit met de huidige vaccins niet nodig is, het vaccineren niet schadelijk is, vinden we het beter om pups gewoon volgens het schema van de fabrikant (6, 9 en 12 weken) te enten.
Volksgezondheid
Dan nog de risico’s voor de volksgezondheid. Er zijn maar een paar ziektes die wij van onze dieren kunnen krijgen. Dat noem je een zoönose. Hondsdolheid is een bekende, die komt gelukkig in
Nederland niet voor. Een minder bekende is Leptospirose, bij honden bekend als de ziekte van Weil. Het wordt veroorzaakt door een bacterie, die in veel verschillende varianten voorkomt. Een
bekende tussengastheer (een dier dat hem wel bij zich draagt en kan verspreiden, zonder er zelf ziek van te hoeven zijn) is de rat. Het wordt bij honden dan ook geassocieerd met zwemmen en
struinen langs het water. Daar zitten meer ratten, die met hun urine de bacterie verspreiden. Maar uit recent onderzoek blijkt dat er meer tussengastheren zijn. Koeien kunnen de bacterie ook
verspreiden en melkveehouders kunnen ‘melkerskoorts’ krijgen. Een ernstige ziekte die begint met vage griepachtige klachten, maar die zelfs, als het niet wordt onderkend, tot invaliditeit en
sterfte kan leiden. Ook kunnen honden ziek worden van meerdere varianten, die ook weer hun eigen tussengastheren hebben. Ook de ziekte is bij honden niet altijd meteen te herkennen. Het kan nier- en leverproblemen geven met koorts en misselijkheid. Een hond met de ziekte van Weil kan niet alleen andere honden, maar ook mensen in zijn omgeving besmetten.
Door jaarlijks je hond te laten vaccineren, bescherm je dus ook jezelf en je gezin.

Vaccineren